Nicodemus Dodenrijk

Besluit om naar Arimatea te gaan om de twee zoons van Simeon op te zoeken.

  1. A. Jozef zei: "Waarom zijn jullie verbaasd dat Jezus is opgewekt?

Dat is niet verbazingwekkend maar wel dat hij niet als enige is opgewekt maar dat hij ook vele andere gestorvenen opwekte die aan velen in Jeruzalem zijn verschenen. En als je die anderen niet kent dan in ieder geval wél Simeon die Jezus in zijn armen nam, en zijn twee zoons die hij heeft opgewekt. Hen hebben we immers kortgeleden begraven. Hun graven zijn open en leeg te bezichtigen maar zijzelf leven en ze wonen in Arimatea.' Ze hebben immers mensen gestuurd en die troffen hun graven open en leeg aan. Jozef zei: Laten we naar Arimatea gaan om hen op te zoeken.'

De twee zoons worden uitgenodigd naar Jeruzalem te komen om verslag uit te brengen

  1. Daarop stonden de priesters Annas, Kajafas, Jozef, Nicodemus. Gamaliël en anderen met hen op en gingen naar Arimatea en vonden daar de mensen over wie Jozef had gesproken. Ze spraken een gebed uit en groetten elkaar. Vervolgens gingen ze met hen mee naar Jeruzalem en zij brachten hen naar de synagoge en deden de deuren op slot. En de priesters legden het Oude Testament van de joden in het midden en zeiden hun: 'Wij willen dat jullie bij de God van Israël en bij Adonai zweren, zodat jullie de waarheid spreken. Hoe zijn jullie verrezen en wie heeft jullie van de doden opgewekt?

Begin van het verslag

  1. Toen de mannen die waren verrezen dat hoorden, bekruisten ze hun gezicht met het teken van het kruis en zeiden tegen de priesters: "Geeft ons inkt, papier en een pen.' Die werden dus gebracht en ze gingen zitten en schreven het volgende op:
  2. Heer Jezus Christus, de opstanding en het leven van de wereld, geef ons genade dat we over Uw opstanding mogen schrijven en over de wonderen die U in het rijk van de doden hebt verricht.

Het getuigenis van Jesaja en Johannes de Doper

Welnu, we waren in het rijk van de doden met allen die van eeuwigheid waren gestorven. En te middernacht begon in de duisternis iets te schijnen wat leek op het licht van de zon. We werden allen verlicht zodat we elkaar zagen. En op hetzelfde ogenblik werd onze vader Abraham, samen met de aartsvaders en de profeten vervuld van vreugde en ze zeiden tegen elkaar: 'Dit licht komt van het grote Licht.' De profeet Jesaja die daar ook was zei: 'Dit licht komt van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Hiervan heb ik geprofeteerd toen ik nog leefde: "Het land van Zebulon en het land van Naftali, het volk dat in duisternis zit, zag een groot licht."

  1. En er kwam nog iemand naar het midden, een kluizenaar uit de woestijn, en de aartsvaders vroegen hem: "Wie ben je?' Hij antwoordde: Ik ben Johannes, de laatste profeet die de wegen van de Zoon van God recht maakte en aan het volk boete predikte opdat hun zonden vergeven zouden worden. En de Zoon van God kwam naar mij toe en toen ik hem nog ver weg zag, zei ik tegen het volk: "Zie het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt." En ik doopte hem met mijn hand in de Jordaan en ik zag dat de Heilige Geest als een duif op hem neerdaalde en ik hoorde ook de stem van God de Vader die het volgende zei: "Dit is mijn geliefde Zoon in wie ik een welbehagen heb." En daarom zond hij mij naar u om te verkondigen dat de eniggeboren Zoon van God hier komt opdat wie in hem gelooft gered zal worden en wie niet gelooft zal worden veroordeeld. Daarom zeg ik jullie allen dat je hem moet eren zodra je hem ziet. Want alleen nu heb je gelegenheid tot bekering omdat je in deze ijdele wereld hierboven afgoden hebt geëerd en hebt gezondigd. Dat is op elke andere tijd onmogelijk.

Het getuigenis van Adam en Seth

  1. Toen Johannes dit duidelijk maakte aan degenen die in het rijk van de doden waren, luisterde ook de eerstgeschapene en eerste vader Adam en hij zei tegen zijn zoon Seth: 'Mijn zoon, ik wil dat je de voorouders van het menselijk geslacht en de profeten zegt waarheen ik je heb gezonden toen ik op het punt stond te sterven. En Seth zei: 'Profeten en aartsvaders, luistert. Mijn vader Adam, de eerstgeschapene, liet mij vlak bij de poort van het paradijs gaan, toen hij op het punt stond te sterven om God te bidden dat hij mij door middel van een engel naar de boom van genade zou brengen om zalf te halen teneinde mijn vader te zalven zodat hij zou opstaan van zijn ziekbed. Dat heb ik gedaan. En na mijn gebed kwam er een engel van de Heer en zei me: "Wat zou je graag willen, Seth? Wil je vanwege de ziekte van je vader graag de zalf hebben die de zieken geneest of de boom waaruit deze zalf vloeit? Deze kan nu niet gevonden worden. Ga daarom aan je vader zeggen dat na afloop van 5.500 jaar vanaf de schepping van de wereld de eniggeboren Zoon van God op aarde zal neerdalen om mens te worden. En hij zal hem met die zalf zalven. En hij zal verrijzen en hij zal hem en zijn nakomelingen met water en de Heilige Geest wassen. En dan zal hij van alle ziekten genezen worden." En toen de aartsvaders en profeten dit hoorden waren ze zeer verheugd.

De Satan spreekt met Hades

  1. A. En toen ze allen zo blij waren kwam Satan de erfgenaam van de duisternis en zei tegen Hades: "Gij allesverslinder en onverzadigbare, luister naar mijn woorden. Er is iemand uit het geslacht van de joden, met de naam Jezus, die zichzelf Zoon van God noemt. Maar hij is een mens en op ons aandringen hebben de joden hem gekruisigd. En nu hij dood is moeten we oppassen dat we hem hier houden. Want ik weet dat hij een mens is want ik hoorde hem zeggen: 'Mijn ziel is bedroefd tot de dood toe.' Hij heeft me veel narigheid in de wereld hierboven bezorgd in de tijd dat hij tussen de stervelingen leefde. Want waar hij mijn dienaren ook vond daar vervolgde hij hen en ieder die ik kreupel had gemaakt, blind of lam, melaats enzovoort genas hij alleen maar door te spreken en ook velen die ik zover had gebracht dat ze zouden worden begraven, bracht hij alleen maar door te spreken weer tot leven.
  2. Hades zei: 'Is hij zo machtig dat hij die dingen doet door alleen maar te spreken? En indien hij zo machtig is kan je hem tegenhouden? Het lijkt me dat zo iemand door niemand kan worden tegengehouden. Maar als je zegt dat je hoorde dat hij bang was voor de dood, dan zei hij dat om de spot met je te drijven en je uit te lachen en met de bedoeling om je met een sterke hand te grijpen. En het zal wat jou betreft tot in alle eeuwigheid zijn: Wee, wee,'

De Satan antwoordde: Alverslindende en onverzadigbare Hades, was je zo erg bang toen je over onze gemeenschappelijke vijand hoorde? Ik was niet bang voor hem maar ik oefende op de joden invloed uit zodat ze hem kruisigden en ze hem gal en azijn te drinken gaven. Bereid je daarom voor om hem stevig in je macht te krijgen wanneer hij komt.

  1. Hades antwoordde: 'Erfgenaam van de duisternis, zoon van het verderf, duivel, je hebt me net verteld dat velen die je zo ver had een gebracht dat ze begraven zouden worden, alleen door te spreken tot leven werden gebracht. Indien hij verder anderen uit het graf bevrijdde, hoe en door welke kracht zal hij door ons vastgehouden kunnen worden? Enige tijd geleden verslond ik een zekere dode met de naam Lazarus en niet lang daarna heeft iemand van de levenden hem met kracht uit mijn binnenste weggenomen enkel door te spreken. Ik denk dat dit degene is over wie je spreekt. Daarom ben ik bang dat indien we hem hier krijgen we de kans lopen ook de anderen te verliezen.

Want kijk, ik zie dat allen die ik van eeuwigheid heb verslonden onrustig zijn. Mijn buik doet pijn. Lazarus die eerder van mij werd weggenomen, lijkt me geen goed teken. Want niet als een dode maar als een adelaar vloog hij van me weg, zo vlug gooide de aarde hem naar buiten. Ik bezweer je daarom bij wat jou en mij lief is, breng hem niet hier. Want ik denk dat hij hier komt om al de doden op te wekken. En ik zeg je dit: Bij de duisternis die ons omringt, als je hem hier brengt, zal geen enkele dode voor mij overblijven.'

De intocht van de Koning

  1. A. Terwijl Satan en Hades zo met elkaar spraken, klonk er een stem als het geluid van de donder: 'Heft op uw poorten, gij heersers en verhoogt u, o eeuwige deuren dat de Koning der ere zal binnentreden.' Toen Hades dit hoorde zei hij tegen Satan: "Ga naar buiten, als je kunt, en houd hem tegen.' Satan ging naar buiten. Daarop zei Hades tegen zijn demonen: 'Houdt de bronzen poorten en de ijzeren sluitbalken goed en stevig beveiligd, zet mijn grendels vast en gaat rechtop staan om alles te inspecteren. Want als hij hier binnenkomt zal er onheil over ons komen.'

De doden bespotten Satan en Hades

  1. Toen de voorvaderen dit hoorden begonnen ze hem allen te bespotten en zeiden: 'Allesverterende en onverzadigbare, doe open zodat de Koning der ere binnenkome.' David de profeet heef gezegd: 'Weet je niet, blinde, dat toen ik in de wereld leefde ik de volgende profetie heb uitgesproken: "Heft op uw poorten, o heersers?" Jesaja zei: 'Ik heb dit tevoren gezien door de Heilige Geest en schreef: "De doden zullen verrijzen en die in de graven zijn, zullen opgewekt worden en die onder de aarde zijn zullen zich verheugen" en: "O dood waar is je prikkel? O Rijk van de doden, waar is je overwinning?”

Ontmoeting van de Koning met Hades

  1. Weer klonk een stem: 'Verheft de poorten.' Toen Hades de stem voor de tweede keer hoorde, antwoordde hij alsof hij van niets wist: "Wie is de Koning der ere?' De engelen van de Heer zeiden: 'Een Heer sterk en machtig, een Heer machtig in de strijd.' En onmiddellijk na dit antwoord werden de koperen poorten in stukken gebroken en de ijzeren sluitbalken werden verbroken en alle doden die gebonden waren, werden van hun ketens bevrijd en wij met hen. En de Koning der ere kwam binnen als een man. Alle duistere plaatsen in het Rijk van de doden werden verlicht.

Hades geeft zich gewonnen en Satan wordt gebonden

  1. A. Onmiddellijk riep Hades: We zijn verslagen, wee ons. Maar wie bent u die zo'n macht en kracht heeft? En wie bent u die zonder zonde hier bent binnengekomen, u die klein lijkt maar grote dingen kunt doen, die nederig en verheven bent, slaaf en meester, soldaat en koning en macht heeft over levenden en doden? U werd aan een kruis genageld en werd in een graf gelegd en nu bent u vrij geworden en hebt al onze macht vernietigd. Bent u Jezus van wie de opperheerser Satan tegen ons heeft gezegd dat u door het kruis en de dood de hele wereld als erfenis zou ontvangen.
  2. Toen greep de Koning der ere de opperheerser Satan bij hoofd en leverde hem uit aan de engelen met de woorden: 'Bindt zijn handen, voeten, nek en mond met ijzers. Toen gaf hij hem aan Hades en zei: 'Neem hem en bewaar hem tot de tweede komst.
  3. En Hades pakte Satan en zei tegen hem: 'Beëlzebub, erfgenaam van vuur en pijn, vijand van de heiligen, wat heeft je gedwongen de Koning der ere te laten kruisigen zodat hij hier zou komen en ons te kijk zou zetten? Keer om en zie dat er geen enkele dode in mij is achtergebleven maar dat je alles wat bad door de boom van kennis, nu weer door het kruis hebt verloren. Al je vreugde is veranderd in verdriet. Je wilde de Koning der ere doden, maar je hebt jezelf gedood. Want daar ik je heb gekregen om je veilig vast te houden zal je uit eigen ervaring te weten komen welke boze dingen ik je zal aandoen. O aartsduivel, het begin van de dood, de wortel van de zonde, het einde van het kwaad. Wat voor kwaad heb je in Jezus gevonden om zijn ondergang te bewerken? Hoe durfde je zo'n groot kwaad te bedrijven? Hoe heb je het bedacht zo'n man in deze duisternis te brengen, zodat je werd beroofd van allen die van eeuwigheid aan gestorven zijn?

De Koning brengt allen naar buiten

  1. A. Terwijl Hades dit met de Satan besprak, strekte de Koning der ere zijn rechterhand uit en pakte onze voorvader Adam en deed hem opstaan. Toen wendde hij zich tot de anderen en zei: 'Kom met me hierheen, allen die gestorven zijn door de boom die deze man heeft aangeraakt. Want zie, ik doe jullie allen weer verrijzen door de boom van het kruis.' Daarmee stuurde hij hen allen naar buiten. En men zag onze voorvader Adam vol vreugde en hij zei: Ik breng dank aan Uwe Majesteit, Heer want U hebt me uit de diepste delen van het Rijk van de doden uitgeleid.' Zo zeiden ook alle profeten en heiligen: 'We brengen u dank, o Christus, Heiland van de wereld, want u hebt ons leven opgeheven uit de vernietiging’.
  2. Toen ze dat gezegd hadden, zegende de Heiland Adam door het teken van het kruis op zijn voorhoofd aan te brengen. En dat deed hij ook met de aartsvaders en profeten, martelaars en voorvaders. En hij nam hen mee en steeg op uit het Rijk van de doden. En op zijn tocht volgden de heilige vaders en zongen lofliederen en zeiden: 'Gezegend is hij die komt in de naam van de Heer, Halleluja. Hem zij de luister van alle heiligen."

Binnenkomst in het paradijs

  1. Zo ging hij naar het paradijs terwijl hij Adam, de eerste vader bij de hand hield en hij gaf hem over aan de aartsengel Michael. En toen ze de poort van het paradijs binnengingen, kwamen hen twee oude mannen tegemoet. De heilige vaders vroegen hen: 'Wie zijn jullie die de dood niet hebben gezien en niet in het Rijk van de doden zijn afgedaald maar die wonen met ziel en lichaam in het paradijs?' En een van hen zei: 'Ik ben Henoch, die welgevallen had gevonden bij God en door hem naar hier is overgezet. En dit is Elia de Tisbiet. Wij zullen blijven leven tot het eind van de wereld Maar dan zullen we door God gezonden worden om de antichrist het hoofd te bieden en we zullen door hem gedood worden. En na drie dagen zullen we verrijzen en opgevangen door de wolken zullen we de Heer ontmoeten.
  2. Terwijl ze dat zeiden, kwam er nog een man aan, hij gedroeg zich nederig en hij droeg een kruis op zijn schouder. De heilige vaders vroegen hem: "Wie ben je, jij die het uiterlijk van een rover hebt, en wat is het kruis dat je op je schouder draagt?' Hij antwoordde: Ik was, zoals je zegt, een rover en een dief in de wereld en daarom hebben de joden me gegrepen en me aan de kruisdood prijsgegeven tegelijk met onze Heer Jezus Christus. Toen hij aan het kruis hing, zag ik de wonderen die plaatsvonden en ik geloofde in hem. En ik deed een beroep op hem en zei: "Heer, wanneer je als koning regeert, vergeet me niet." En direct zei hij mij: "Waarlijk, waarlijk, heden, ik zeg je, zul je met mij in het paradijs zijn." Zo kwam ik in het paradijs terwijl ik mijn kruis droeg en ik heb de aartsengel Michaël gevonden en heb hem gezegd: "Onze Heer Jezus Christus die werd gekruisigd, heeft me hierheen gezonden. Breng me daarom naar de poort van Eden." En toen het vlammende zwaard het teken van het kruis had gezien, ging deze voor me open en trad ik binnen. Toen zei de aartsengel tegen me. "Wacht even. Want ook Adam de voorvader van het menselijk geslacht zal komen om met de rechtvaardigen naar binnen te gaan." En nu ik jullie heb gezien, ben ik gekomen om jullie te ontmoeten. Toen de heiligen dat hoorden riepen ze allen met luide stem: 'Groot is onze Heer en groot is zijn macht.’

Slot

  1. Dit alles hebben we gezien en gehoord, wij de twee broers die ook gezonden waren door Michaël de aartsengel en die aangesteld waren om de opstanding van de Heer te prediken maar die eerst naar de Jordaan moesten om gedoopt te worden. Daar zijn we naartoe gegaan en werden gedoopt met andere doden die verrezen waren. Toen gingen we naar Jeruzalem en vierden het Pasen van de opstanding. Maar nu gaan we weg omdat we hier niet kunnen blijven.

En de liefde van God de Vader en de genade van onze Heer Jezus Christus en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met jullie allen.

En toen ze dit hadden opgeschreven en de boeken hadden verzegeld, gaven ze de helft aan de opperpriesters en de helft aan Jozef en Nicodemus. En ze waren plotseling verdwenen. Tot eer van onze Heer Jezus Christus. Amen.